Slalommen tussen de marmotten in het Tadzjiekse hooggebergte
- Mari&Eva
- Dec 14, 2019
- 10 min read
Updated: Apr 28, 2020
Voordat we op reis gingen waren we vaak bezig met ‘de extremen’ of ‘uitersten’ van de reis. We wisten dat we rekening moesten houden met temperaturen van -10 tot +50 en hoogtes van -67m tot +4655m. De extreme hitte en droogte hadden we gehad in Oezbekistan en het laagste punt in Bakoe aan de Kaspische Zee. Het was nu tijd voor de extreme hoogte en kou in het machtige Pamir Gebergte van Tadzjikistan.
Het Pamir Gebergte dat ‘het dak van de wereld’ genoemd wordt heeft een aantal toppen hoger dan 7000m. De Sovjets hebben in de jaren zestig een snelweg aangelegd (de M41) die het gebergte doorkruist en Kirgizië en Tadzjikistan met elkaar verbindt. Zo werd ook het afgelegen meest zuidelijke gebied van de Sovjet Unie beter bereikbaar gemaakt. Het is een traject van zo’n 1500 km grotendeels boven de 3000m en de hoogste pas, de Ak-Baital pas ligt zelfs op 4655m.
Genoeg cijfers, we kijken uit naar de bergen, hebben ons goed ingelezen over hoogteziekte verschijnselen en hopen tenminste één ochtend een tevreden sneeuwluipaard naast de overblijfselen van ons kampvuur aan te treffen…
Maar we moeten eerst nog naar de hoofdstad Doesjanbe fietsen voordat we op de M41 komen.
De grens tussen Oezbekistan en Tadzjikistan lijkt meer op een uitgebreid bushokje en we zijn binnen tien minuten aan de andere kant. Gezellig is het wel zo samen met tientallen lokale handelaren die allemaal watermeloenen de grens over slepen. In een mooi verzorgd guesthouse in de eerste Tadzjiekse stad Panjakent, treffen we twee andere Nederlandse fietsers: Thijs en Nienke Klok! We besluiten samen langs en over het Fan gebergte naar Doesjanbe te fietsen.
We klimmen snel omhoog langs de Zeravshan rivier. Het fietsen is heftig. Het volgen van een rivier betekent meestal een geleidelijk klim maar we gaan op en neer en maken absurde hoeveelheden hoogtemeters. Maar wat is het mooi om na zo veel woestijn door een ruig kleurrijk berglandschap te fietsen. Ook kunnen we s'ochtends ineens weer rustig aandoen en pas om 8 uur vertrekken, de extreme hitte hebben we namelijk op zeeniveau achtergelaten.
Na 4 dagen bereiken we de Anzob tunnel op 2720m hoogte. Deze ‘tunnel des doods’ hield ons al een tijdje bezig. De tunnel, aangelegd door Iran is 5 km lang, niet geventileerd en heeft bijna geen verlichting. Om het feest compleet te maken hangen er heftige dampen van de vele trucks die de tunnel gebruiken en hebben de Chinezen geen nieuw asfalt aangelegd in de tunnel. Vandaar de Tunnel des Doods. Verboden voor fietsers. Dat wordt liften. Wij worden redelijk snel meegenomen door een steenkool truck. De fietsen worden op de steenkool erts geslingerd en wij zitten redelijk ongemakkelijk in de cabine, want ook op de steenkoolblokken. Aan de andere kant van de tunnel springen we zwart en opgelucht uit de truck en bewonderen de grijze rotswanden met hier daar een sneeuwtop.
Wat overblijft is een gigantische afdaling van 2000m naar de hoofdstad Doesjanbe. Maar eerst nog even 19 tunnels door. Onverlicht uiteraard. Mari schreeuwt in de eerste tunnel paniekerig dat we langzamer moesten omdat ze helemaal niks ziet. Als we door de tunnel zijn ziet Mari bleek en ze is trillerig. Eva vraagt zich vooral af waarom ze haar zonnebril nog op had?
Zonder zonnebril blijkt het allemaal wel mee te vallen en zo bereiken we doodmoe na 100km een gezellige homestay in de buitenwijken van Doesjanbe waar ook Klaas en Danielle zitten, twee motorrijders, die we al eerder in zowel Azerbeidzjan als Oezbekistan waren tegengekomen.
Doesjanbe is een rustige, groene, kleine hoofdstad opgeleukt met absurde gebouwen. De hoogste vlaggenmast ter wereld (165 m), de grootste bibliotheek ter wereld (bijna zonder boeken want daar is geen geld voor), het grootste theehuis ter wereld en een gigantisch presidentieel paleis. Deze megalomane projecten hebben veel gekost en zijn moeilijk te verantwoorden voor de armste voormalige Sovjet Republiek Tadzjikistan waarvan veel inwoners onder de armoedegrens leven. Waarom ze er dan toch staan? Het zijn de prestigeprojecten van dictator Rahmon die sinds 1992 aan de macht is. Met Rahmon hadden we al uitgebreid kennis gemaakt aangezien zijn portret op gigantische billboards overal langs de wegen staat. Uit de enorme variatie in portretten hadden we opgemaakt dat Rahmon zijn tijd het liefst doorbrengt in idyllische bloemenvelden of met het openen van grootschalige bouwprojecten.
Na een paar dagen in het hete Doesjanbe zijn we klaar voor het echte werk, de M41. We fietsen weer gezellig met Thijs en Nienke en hebben de eerste dagen vooral ontzettend last van de hitte, het is namelijk zelden overdag minder dan 40 graden. Elke koude bron langs de weg is reden voor een watergevecht en blij en doorweekt is het eerste half uur na zo’n pauze dan fijn fietsen.
Na een dag of drie verdwijnt al het asfalt en rijden we op loszittende keien afgewisseld met fijn grind. Ook al wisten we van tevoren dat de weg slecht zou zijn, toch valt het ons zwaar. Het is een constant geschud en niet mogelijk om meer dan 50 kilometer per dag te fietsen. Onze lichte tweedehands fietsen lijken hier, in tegenstelling tot de super stevige fietsen van Thijs en Nienke, niet voor gemaakt. Naar beneden is ongeveer net zo erg als naar boven omdat je hier slipt en constant moet remmen wat zorgt voor pijnlijke polsen en af en toe een beetje te veel adrenaline...
Na een dag of zes begint het serieuze klimmen naar een pas van 3252m. We fietsen het dal uit en verlaten de rivier. We hadden bedacht om in een dag van 1700m naar 3252 te gaan en dan weer af te dalen en dat over een onverharde weg. Een absurde inschatting zo blijkt als we maar langzaam vorderen vanwege een land slide waar we de fietsen met moeite overheen duwen. Gelijk daarna zien we dat de brug waar we overheen moeten is weggeslagen. Dat betekent tassen er af en door de rivier waden. Ondertussen pakken gitzwarte wolken zich samen. In de uren die volgen komt dit front steeds dichterbij en zien we steeds meer flitsen.
Dan komt ook nog eens de hoofdpijn vanwege het snelle stijgen naar de 3000m. Vlak onder de top besluiten we ons kamp op te slaan in de buurt van een bunker. Als het onweer ons treft kunnen we in ieder geval schuilen. Dat is niet nodig. Het blijkt een van de mooiste kampeerplekken. Om 6 uur ’s ochtends horen we Thijs zachtjes zeggen: ‘meisjes, de zon komt op kom kijken’. Wij hebben geen zin maar Thijs blijft ons maar roepen en dus komen we uit de tent. Het is echt prachtig om het warme ochtendlicht over de pieken te zien komen.
De top een paar honderd meter hoger is dan ook niet meer zo bijzonder. Wat ons wel raakt is het gigantische ontmijningsprogramma dat daar plaatsvind. Overal staan waarschuwingen en het lijkt wel of we tussen de astronauten fietsen, iedereen heeft een dik pak aan met een afgesloten hoofdkap. Een nalatenschap van verschillende oorlogen hoorden we later. De mijnen zijn neergelegd door de Sovjets, Oezbeken en Tajieken zelf (in de burgeroorlog van 1992 tot 1997). We racen aan de andere kant van de pas weer naar beneden over een stoffig weggetje bezaaid met gigantische rotsblokken. Het is heel spannend want naast ons gaapt een afgrond en als je te hard gaat slip je naar de rand toe.
Het maakt hongerig en dat is perfect want we worden uitgenodigd voor lunch aan de kant van de weg met werkmannen die een elektriciteitsnetwerk aanleggen. De kok stookt een vuur van propagandaboekjes van Rahmon en zegt: ‘I can only truly enjoy my food after cooking for guests first.' Hij bereidt de lekkerste Plov; rijst met wortels en uien, die we in Tadzjikistan zouden eten. ’s Middags bereiken we Qalai Khumb, een dorpje gelegen aan de gigantische Panj rivier die de grens vormt tussen Afghanistan en Tadzjikistan.
Na een rustdag, waarbij we Thijs en Nienke verliezen die verder fietsen, vertrekken we met een grote groep fietsers die we in het stadje ontmoeten. De meesten zijn sneller dan wij. Sarah uit Ierland en Pedro uit Portugal zijn dat zeker niet. We besluiten een paar dagen samen te fietsen. Dat worden uiteindelijk met een kleine pauze bijna drie weken.
De pauze ontstaat omdat Eva na 3 dagen ziek wordt. We liften in een truck naar het eerstvolgende hotel en blijven daar een paar dagen. De eigenaren sturen al snel een doktersteam naar Eva’s kamer. Er wordt flink in haar buik geprikt en gemompeld dat ze onmiddellijk opgenomen moet worden. Mari is een tikkie sceptisch aangezien Eva gewoon diarree heeft en misschien meer heeft aan wat rust. De dokters vinden dit bij nader inzien ook een erg goed idee en dus blijft Eva waar ze is.
In Khorog, de enige echte stad in de Pamir, rusten we echt uit en zien we ook weer ongeveer tien fietsers die we al kennen. We eten bij de McDolands (verkozen boven de KFC: Khorog Fried Chicken) en spelen Ping Pong met Tadzjiekse hotelgasten. We vertrekken met Sarah en Pedro en stapels gedroogde abrikozen, noten en paprika’s. We gaan namelijk het Pamir plateau opklimmen op 4000m en daar zijn de dorpjes en het (verse) eten schaars.
Ook de hotels en guesthouses verdwijnen grotendeels en we kamperen daarom bijna elke dag. Het kamperen is fantastisch. Sarah en Pedro blijken ware koks en we genieten van de heerlijkste curries terwijl we in de avondzon naar de Afghaanse bergen kijken, we stoken vuurtjes, wassen ons in ijskoude beken en proberen verschillende sterrenbeelden te ontdekken.
Het is afzien maar ook ontzettend machtig om zo te fietsen en kamperen terwijl we alleen maar omringd zijn door brute bergen, leegte en stilte. En marmotten. Deze pluizige donker oranje beesten steken hun koppies omhoog en rennen snel hun holen in als we dichtbij komen. Netjes poseren voor de camera zit er helaas niet in.
Om hoogteziekte te vermijden slapen we vanaf 3000m niet meer dan 300m hoger dan de dag ervoor. Dit betekent korte dagen en veel tijd om Yaks te aaien (doodeng, ze wachten bewegingsloos en maken ineens een soort oergeluid) en thee te drinken bij de schaarse lokale bevolking. Cafeetjes zijn er niet maar we kloppen gewoon aan bij een huis en vragen of we naar binnen mogen om op te warmen en een kop thee te drinken waar we vervolgens wat voor betalen. Zo komen we veel bij mensen binnen en zien hoe er geleefd wordt op deze grote hoogte waar niks groeit. De huizen hebben vaak één kamer en het leven speelt zich af rond een vuur op de tapijten die op de vloer liggen. Mensen bakken één keer per week brood en eten wat de Yaks hen geeft: boter, zure yoghurt en melk. Een eenvoudig en hard leven. Dit is ook te zien op de kindergezichten die er vaak door de zon getekend en onverzorgd uitzien. Het is moeilijk voor te stellen hoe het hier in de winter moet zijn.
Het fietsen is niet eenzaam. De uitdaging en het spectaculaire landschap maken deze route heel populair onder fietsers. Naast de fietsers die vanuit Europa naar China fietsen zijn er dus ook ontzettend veel vakantiegangers die in 4 weken de Pamir Highway fietsen. Sarah is verzot op statistieken en houdt bij dat wij in totaal 99 andere fietsers tijdens deze weken spreken. Van deze 99 zijn er 26 vrouw. Bijna 25% is Duits en de meerderheid fietst met zijn/haar partner. Het is een bont palet aan bijzondere persoonlijkheden waarvan we er een aantal nooit meer zullen vergeten.
Jeremy, een Franse ex-soldaat die in de Oezbeekse woestijn al was begonnen met het breien van een wollen muts zodat hij in de Pamir een lekker warm hoofd zou hebben.
Het Catalaanse stel dat van een vriend een dag-tot-dag-schema had gekregen met aantal kilometers en overnachtingplekken voor de hele 1500km. Dit was totaal onhaalbaar en ze waren na 5 dagen bijna overspannen van de stress. Gelukkig ging haar fiets kapot en werden ze gedwongen een stuk te liften.
Vitaly en Markus, Duitse broers die aan het backpacken waren en geinspireerd door fietsers in hun hostel in Doesjanbe, fietsen en olietonnen kochten die dienden als fietstas zodat ze dit avontuur ook even in hun reis konden passen. Markus verkocht na 6 dagen afzien op de stoffige weggetjes in de hitte met allemaal vervelende ziektes weer zijn fiets. Vitaly haalde het en fietste een paar dagen met ons mee.
De onbekende man in ruitjes blouse die ons zag aankomen en met 35km/u door de berm reed om een gesprekje met ons te vermijden?! En zo dus niet kon worden opgenomen in de statistieken van Sarah.
De Koreaanse vrouw die de andere kant op fietste en dus altijd tegenwind had (de wind komt bijna zonder uitzondering uit het westen). Ze vertelde ons dat ze zich de hele dag afvraagt wat ze in godsnaam misdaan heeft in haar vorig leven om deze ellende te verdienen....
Een groep van 7 Duitse studenten met een klein budget waarbij elke keer als we ze tegen komen iemand anders ziek is. In Khorog zien we ze 's avonds op straat wifi aftappen van het enige luxe hotel. Het blijkt de laatste avond om je in te schrijven voor een opleiding aan de universiteit.
Ondertussen worden de nachten steeds kouder en de zon en de wind meedogenlozer. Mari krijgt stroachtig haar, onze gezichten worden net wat te rood en onze lippen net wat te gebarsten. Het water in onze bidons bevriest en we beginnen in onze tent te eten tegen de vrieskou. Op een gegeven moment ontdekken we dat wij natuurlijk net als de lokale bevolking de yak poep kunnen verbranden en zo ver boven de boomgrens toch een vuurtje kunnen stoken….. Goed voor de sfeer en warmte minder voor onze toch al vrij dramatische geur.
De dag dat we de hoogste pas, de Ak Baital over gaan breekt aan. Na een aantal uur klimmen met ontzettend veel pauzes omdat we nauwelijks zuurstof hadden bereiken we eindelijk de 4655m! Het lijkt Eva wel wat om daar de hoogste drol ooit neer te leggen, Mari wil dat iedereen gaat dansen maar het is onguur en we besluiten snel aan de afdaling te beginnen. We zijn zo moe dat we niet veel later uitgeput de tenten opzetten, op 4239m hoogte, onze hoogste kampeerplek!
In de daaropvolgende dagen en kilometers zwemmen Mari en Pedro in een giftig meer (Pedro’s haar wordt tijdelijk grijs), kamperen we met een Japanner die gewoon lekker Miso soep maakt aan het Karakol meer, liggen we uitgeput met zijn allen op de weg na de 100ste klim en zetten we onze tent veel te dicht bij een militaire grenspost op.
We passeren de grens met Kirgizië en dalen af naar een heerlijke 3200m. We zijn zo ongelofelijk blij dat we weer gras zien, groen gras en paarden, zoveel paarden en yurts en winkels en en en en. En de bus van Andreas en Michelle, onze Zwitserse vrienden die ons opwachten met tomaten en zelfgebakken taart om ons te verwennen. Mari is zo geraakt dat ze bijna moet huilen.
We maakten een filmpje van de dag dat we over de hoogste pas fietsten. Zie https://www.youtube.com/watch?v=h44pKBVq7X4&t=26s
24 juli 2019 - 27 augustus 2019
Comments