top of page
Search

Duizend-en-één schitterende blauwe tegeltjes in Oezbekistan

  • Mari&Eva
  • Dec 13, 2019
  • 8 min read

Updated: Apr 28, 2020

In Nukus kiezen we een kleine homestay uit. Dat klinkt alsof je lekker authentiek bij de mensen thuis zit op de sofa. Maar uit onze eerdere ervaring bleek dat homestays gewoon hotels zijn met 20 kamers waar echt geen omaatje uien zit te snijden voor je deur. De eigenaren van deze ‘homestays’ hebben toerisme gestudeerd of ergens anders opgepikt dat toeristen homestays een romantischer idee vinden dan een hotel. Wij zijn natuurlijk ook toeristen en hebben er toch weer helemaal zin in.


Deze homestay lijkt op het eerste gezicht het zoveelste hotel maar dan met het verschil dat de stortbak van de wc niet werkt en we dus met emmers water in de weer moeten. Of is er toch een verschil? De eigenaren blijken wel op de onderste verdieping te wonen. Oma en de kleinkinderen scharrelen de hele dag gezellig om ons heen. Het duurt even maar als de kleinkinderen later de vrijheid nemen om onze 1,5l cola op te drinken beginnen we te beseffen dat we in een ECHTE homestay zijn beland. We worden helemaal onderdeel van de familie als oma ons vraagt of ze de helft van onze meloen mag opeten want die ziet er toch zo lekker uit. Het mag. ’s Avonds schillen we samen uien voor ons eten en ze zetten kaarsjes op onze tafel als de elektriciteit weer uitvalt.


De familie levert naast (vergane) kamers ook andere diensten, het wassen van tapijten. Het zijn prachtige grote tapijten die met kilo’s zeep worden geschrobd en vervolgens naast elkaar aan lange waslijnen worden gehangen. In de tuin naast het huis worden groenten en fruit verbouwd en lopen geitjes rond. Hier wel. Hier is water en hier is de grond niet vervuild. Enkele kilometers verwijdert van de rivier de Amu Darya eindigt de groene maar stoffige oase van Nukus en speelt de wind met het zand en de chemicaliën.


Het was niet altijd zo. Nukus is de hoofdstad van de autonome republiek Karakalpakstan. Een regio met een eigen taal en cultuur die meer verwant is aan het Kazachs dan aan het Oezbeeks. De Amu Darya rivier maakte landbouw mogelijk en mondde uit in de Aral Zee ten Noorden van Nukus. Maar toen kwamen de Sovjets met hun kortzichtige landbouw ideeën. Oezbekistan werd omgetoverd tot een gigantische katoenplantage. Opmerkelijk want katoen heeft heel veel water nodig. Om de winsten te verhogen werden absurde hoeveelheden giftstoffen gebruikt.


Leuk voor de Sovjets die daar weer fijne katoenen pakjes van konden maken. Niet zo leuk voor de inwoners van Nukus en omstreken die nu te maken hebben met watertekorten, een nog sneller veranderend klimaat omdat de Aral zee opgedroogd is (het is elk jaar heter, dit jaar tegen de 50 graden) en een veel grotere kans op kanker en afwijkingen bij kinderen vanwege alle gifstoffen die in de grond zitten.


Het bizarre lichtpuntje in deze doffe ellende is het Savitsky museum. Savitsky, een in Kiev geboren Russische archeoloog kwam in 1950 naar de regio voor opgravingen. Hij werd gegrepen door de mensen, de zon en de prachtige desolate landschappen. Hij begon kunst te verzamelen van lokale kunstenaars en avant-garde kunstenaars die verder weg woonden en die zich niks aantrokken van de strenge artistieke regels van de Sovjet Unie. Hij was een begaafd collecteur en kreeg vaak van de weduwen en weduwnaars van grote kunstenaars voor een klein bedrag grote hoeveelheden verboden werken mee die opgeslagen waren op kleine stoffige zolders. De vergeten woestijnstad Nukus bleek de ideale schuilplaats voor zijn subversieve collectie. Een absolute aanrader als je eens toevallig in de Oezbeekse woestijn bent. Hou er wel rekening mee dat de audiotour zo slecht is dat je hem na 20min waarschijnlijk uit zet.


Tijd om de 180km naar Khiva te fietsen. Havermout gegeten, tassen op de fiets gedaan. Het is 6.00 uur s’ ochtends en we staan klaar. Maar, de poort is dicht en oma slaapt nog ondanks onze vraag of ze de poort open kon laten. We kloppen op elke deur maar we krijgen geen gehoor. Eva is het zat en schreeuwt: ‘HALLOOOOOOO’. 10 Min later stommelt oma van de trap af en kunnen we de woestijn weer in. Na een half uur komen ineens jonge jongens en meisjes op racefietsjes ons inhalen. Het blijkt het lokale wielerteam te zijn. Een van de jongens stopt om ons te vertellen dat we NU onze helmen moeten opzetten want ‘dat is verplicht in Oezbekistan hoor’. Oké, hij heeft natuurlijk gelijk. Ze rijden met hun coach heen en weer. Deze 20km blijkt namelijk het enige stuk in de omgeving te zijn met goed asfalt. Arme jongens.


Arme wij. Het wordt zo heet (45 graden) en we hebben zo hard wind tegen dat we nauwelijks vooruitkomen op het ondertussen zeer slechte asfalt. We tellen de kilometers af tot de volgende waterstop maar beseffen dat we te weinig water mee hebben om die te bereiken. Dan maar een stukje liften in een passerende truck. Dit blijkt niet heel ontspannen als de chauffeur ons vertelt dat hij ons zeer seksuele vrouwen vindt. We bedanken vriendelijk en zijn gelukkig bij ons dorpje dus stappen uit. Na het dorpje slaan we af van de woestijnweg en volgen een rivier. Een fantastische afwisseling. Het is meters maken tussen de katoenplantages. Het rivierwater stroomt in irrigatiekanalen en in elk kanaal zwemmen kinderen. Dat er weer wat te zien is helpt een beetje bij het doorstaan van de hitte waar we in fietsen.


Als we aankomen in het enige dorpje met een hotel zitten Nienke en Thijs op de stoep. Niet onverwacht aangezien we hetzelfde tempo hebben en dezelfde route volgen. Het hotel is compleet afgeragd en de eigenaresse laat ons de stikhete hokjes zien en vraagt een (voor Oezbeekse standaarden) astronomisch bedrag. Eva mag gaan afdingen, haar specialiteit. De vrouw is niet onder de indruk van ‘er is geen airco, geen wifi en geen goedwerkende douche’ of ‘maar we zijn helemaal uit Nederland komen fietsen, ah toe?’. De vrouw laat glimlachend met behulp van Google Translate zien: ‘Het volgende hotel is 35km verderop’. Wat is het toch fijn om een fietser te zijn. Natuurlijk gaan we gewoon betalen.


Het is nog 100km naar Khiva en we besluiten opnieuw vroeg weg te gaan en te kijken hoe ver we komen. Het is weer onwijs afzien met extreme tegenwind en hitte. Thijs deelt ons ‘s middags mee dat het tijd is dat wij in zo’n irrigatiekanaal gaan zwemmen. Het stroomt hard, is bruin, ontzettend vervuild en er zitten waarschijnlijk enge glibberige beesten in maar dat maakt niet uit want het is onverwacht koud. Met onze kleding aan springen we op en neer tussen de lokale, enigszins verbaasde jongetjes. Eenmaal terug op de fiets duurt het 30 minuten voordat we helemaal droog zijn en dus gaan we daarna nog een keer. Zo lukt het ons uiteindelijk om de 100km helemaal te fietsen.


Khiva is onze eerste zijderoute stad die er nog grotendeels hetzelfde uitziet als 300 jaar geleden. Het is een ommuurde zandstad vol met madrassahs, minaretten en moskeeën. Deze zijn versierd met azuurblauwe, groen, witte en gele tegels. Het is echt ontzettend indrukwekkend. Maar wat pas echt indrukwekkend is, is de airco in onze hotelkamer. Pas laat in de avond komen we uit de koelte van ons guesthouse om rond te lopen. Het is een gek idee dat deze stad vooral bekend stond om zijn uitgebreide slavenmarkten. De slaven werden in nissen in de stadsmuur tentoongesteld. Dezelfde stadsmuur waar wij enthousiast overheen lopen met een biertje terwijl we naar de zonsondergang kijken…


Na Khiva nemen we weer een trein om het volgende stuk woestijn over te slaan. De trein rolt om 11 uur ’s avonds een station binnen dat relatief dichtbij Boekhara ligt, onze bestemming. Een mede treiner vertelt ons dat dit station, alhoewel 18km verwijdert van Boekhara, wel die naam draagt. WAT? Paniek! We hebben nog 1 minuut om die trein uit te komen en smijten onze tassen op het perron en tillen de verkreukelde fietsen naar buiten. Beduusd zien we de trein wegrijden. En wat nu dan om 11 uur in het donker met fietsen zonder licht en een onverlichte weg….


Mari is terneergeslagen, wie verzint zoiets, 18km buiten de stad! Eva niet, die koopt een verkwikkend flesje tropisch mangosap, stapt het station binnen en gaat dingen regelen. Ze krijgt het voor elkaar dat we voor een zacht prijsje in de moeder-en-kind wachtruimte mogen slapen. De lengte van de plastic bedjes zijn vooral voor kind en zeker niet voor moeder. Maar we mogen niet klagen. We slapen met bungelende voeten over de bedrand tussen de rode plastic glijbanen op het grootste Cars vloerkleed dat we ooit hebben gezien.


Onze accommodatie in Boekhara is fantastisch. Normaal gesproken slapen we zo goedkoop mogelijk maar Eva kreeg als verjaardagscadeautje een overnachting in een boutique hotel, een groot chique 19de eeuws huis in de Joodse wijk met een eetzaal die er nog net zo uit ziet als toen maar gelukkig een fantastisch 21ste -eeuws ontbijt serveert. En we hebben een bad. Zo leuk en best nodig omdat Eva kilo’s woestijnzand achter haar oor blijkt te hebben. In de namiddag wagen we ons in de hitte. Er is zoveel bijzondere Islamitische architectuur dat je bij elke hoek die je omslaat weer tien foto’s maakt.


Tussen al dit moois stuiten we op drie zeer onfrisse maar blije Duitse fietsers. Deze broers van 18 tot en met 21 hebben een strak budget en slapen dus altijd ergens onder een struik. Ze dragen kleding die ze waarschijnlijk sinds Duitsland niet meer hebben gewassen en als ze Mari een zitplek aanbieden op hun groezelige kleedje zegt ze: “ik hou echt heel erg van staan”. Lief zijn ze wel…


Een van de meest indrukwekkende gebouwen die we zien is de Ulugh Bek Madrassa. Gebouwd in 1417 toen Ulugh Bek nog een prins was en Mirza heette. Deze prins was bovengemiddeld geïnteresseerd in de wetenschap. Toen zijn vader doodging werd hij sultan van het rijk der Timoeriden. Hij zorgde ervoor dat geleerden uit de hele Islamitische wereld naar Boekhara en Samarkand kwamen. Zijn bijdragen aan de astronomie (heel exact de tijdspanne van een jaar berekenen) en de wiskunde (trigonometrie) waren groot. Helaas vond niet iedereen het een goed idee dat de sultan zijn tijd doorbracht met het observeren van sterren in plaats van het besturen van een immens rijk. Het was zijn tamelijk meedogenloze zoon die hem uiteindelijk verleidde om op pelgrimstocht naar Mekka te gaan en hem onderweg liet vermoorden.


Na Boekhara is Samarkand de laatste Zijderoute stad in Oezbekistan die we bezoeken. Samarkand is een grote stad en in plaats van één oud centrum liggen de historische gebouwen iets meer verspreid. De stad is verwoest geweest door Alexander de Grote, troepen van verschillende Arabische kalifaten en de Mongoolse strijders van Djengiz Khan. Maar elke keer weer opgebouwd. We besluiten ons in deze stad die al 2500 jaar bewoond is dit keer te richten op de doden. Zo bezoeken we het Tuman-Aka mausoleum waar belangrijke heersers (en hun lievelingsvrouwen) uit de geschiedenis liggen. Niet ver van dit mausoleum is een herdenkingscomplex gebouwd voor de in 2016 overleden nieuwste ‘grote’ leider van Oezbekistan: voormalig president en dictator Islam Karimov.


In het buitenland is hij vooral bekend om zijn ijzingwekkende mensenrechtenschendingen: als martelmethode werden sommige gevangen doodgekookt. Ook liet hij op 11 mei 2005 in Andijan tijdens een demonstratie tegen zijn dictatuur honderden mensen doodschieten. De tekst op zijn gedenksteen lijkt ons dus wat aan de positieve kant: This is a sacred and eternal place where the first president of the republic of Uzbekistan the great statesman and politician, the respectable and honorable son of the Uzbek people rests’. Gelukkig lijkt de huidige president Mirziyoyev tegen alle verwachtingen in een redelijke man te zijn die verbindingen aangaat met het buitenland, de beruchtste gevangenissen sluit en bijna iedereen uit de Karimov periode vervangt. Er wordt zelfs gesproken van de ‘Uzbek Spring’.


Tijdens onze mausoleum tocht worden we aangesproken door 5 giechelende vrouwen. Ze zijn op minivakantie in eigen land en willen even weten of we bijvoorbeeld al getrouwd zijn. Nee. Nou goed zegt een van hen die Engels docent is, “ik ben 26 en ik ben ook niet getrouwd ik zit echt niet te wachten op van die krijsende kinderen”. Lekker verfrissend type. Dat vinden ze nou ook van ons en dus worden we uitgenodigd om bij ze te slapen in Andijan. Die stad ligt 400km verderop en we moeten nog Tadzjikistan in dus we zeggen dat dat wel een maand fietsen is. Ze beginnen te zuchten: “echt langzaam, nouja we wachten wel”. En dat doen ze want we staan uiteindelijk 7 weken later bij ze op de stoep. Maar daarover later meer.


In Samarkand beseffen we ook terwijl we weer eens zwetend een hotelkamer binnenvluchten dat we genoeg architectuur hebben gezien. We missen het fietsen, de absurde avonturen die dan altijd vanzelf gebeuren en het contact met de lokale bevolking. Weg uit de woestijn en de verschrikkelijke hitte en op naar Tadzjikistan waar de hoge bergen wachten….


14 juli 2019 - 23 juli 2019


 
 
 

Comentarios


© 2023 by NOMAD ON THE ROAD. Proudly created with Wix.com

bottom of page