Heel veel zee, heel veel zand
- Mari&Eva
- Nov 23, 2019
- 8 min read
Updated: Apr 28, 2020
We hebben om 09.00 uur s’ ochtends afgesproken met Thijs, Nienke en Ian on samen vanuit Bakoe (Azerbeidzjan) naar de haven te fietsen. De haven ligt in Alat, 70 kilometer ten zuiden van Bakoe en dit is de plek waar volgens onze laatste bronnen om 15.00 uur een boot gaat naar Kazachstan. Onze bronnen zijn:
Jeroen: een andere Nederlandse fietser die al twee nachten in de haven verblijft
Ian’s boten navigatie app: een app waarmee je alle marine beweging kunt bijhouden en speciaal aangeschaft voor deze gelegenheid. Ian houdt de app al dagen nauwlettend in de gaten en heeft zijn zinnen gezet op een boot die de Professor Gul heet. Dit is volgens zijn bronnen de best mogelijke boot die je kunt hebben.
Havenmedewerker Amil: Mari heeft al een tijd via Whatsapp contact met Amil die in de haven schijnt te werken. Het nummer hebben we van een schimmige blog gehaald (er zijn ongeveer 500 blogs over deze boot overgang en precies nul websites met een officieel karakter van de haven zelf).
We fietsen met geweldige wind mee naar Alat waar we na een korte, enigszins willekeurige controle van onze tassen het haventerrein op mogen. Dit bestaat uit ongelofelijk veel wachtende vrachtwagenchauffeurs (de Turkmeense grens is tijdelijk dichtgegooid en dus moeten alle chauffeurs die de boot naar Turkmenistan nemen hier wachten) en een klein aantal containers. Op één container staat ‘Office’ en daar blijkt onze eigen Amil in te zitten. We kopen tickets voor de Proffesor Gul, betalen in een andere container waar ‘Bank’ op staat, halen de tickets op, nemen een douche in weer een andere container en dan kan het wachten beginnen.
Amil vertelt ons meteen dat de boot niet om 15.00 uur gaat maar eerder om 17.00 uur, of ja, misschien om 19.00 uur. ‘Kom het zo anders nog even vragen’. En zo gaat het de rest van de avond. Ongeveer elke twee uur gaat iemand vragen of de boot dan nu misschien gaat en elke keer is de vertrektijd weer twee uur later.
Gelukkig weet Jeroen de Wifi van het kantoortje van Amil af te tappen en kijken we met alle Nederlanders de finale van het WK vrouwen (2-0 verloren). Tegen een uur of tien besluiten we onze matjes op te blazen en te gaan liggen. Het is een rumoerige gebeurtenis maar toch lukt het om een beetje te slapen tussen de containers.
Na een paar uur wordt iedereen wakker gemaakt want we moeten ons om melden bij customs, het is inmiddels 3.00 uur ‘s ochtends. Hier belanden we in een onduidelijke rij en moeten dan toch weer helemaal weg en over twee uur terugkomen. We besluiten een nachtelijke picknick te houden en Ian pakt zijn brander erbij voor een kopje koffie. Rond 5.00 uur fietsen we dan uiteindelijke customs door terwijl de zon al begint op te komen. Jeremy, een Franse fietser wordt niet doorgelaten omdat hij in Nagorno-Karabakh is geweest, een gebied dat geclaimd wordt door zowel Azerbeidzjan als Armenië.
Het lijkt of we nu dan echt in een keer de boot op kunnen fietsen maar dan blijkt dat we weer moeten wachten tot alle vrachtwagens zijn binnengereden. Fietsers gaan als laatst aan boord. We zijn erg moe en besluiten daarom om ergens achter een auto de slaapzakken uit te rollen en nog twee uur te slapen tot we dan eindelijk de boot op fietsen.
De boot zelf is een heel ontspannen ervaring. We krijgen een fijne hut toegewezen van Marina, een strenge tante. Drie keer per dag komt Marina onze hut binnen (de sloten werken zeer gemiddeld) om te zeggen dat we moeten komen eten omdat het intercomsysteem uit 1989 niet langer werkt. Ook zorgen we dat we snel goede vrienden zijn met het keukenpersoneel. Dit leidt ertoe dat we stiekem koffies krijgen na de maaltijden. Verder is er niet veel te beleven op de boot. Geen wifi, geen zwembad en geen spelletjeskamer. Dat maakt heerlijk rustig. We spelen een potje omgekeerd verstoppertje (sardientje), kijken een aantal films, gaan bij de kapitein op bezoek en slapen vooral veel tot we na 35 uur aanmeren in Kazachstan.
Alles is anders, deze keer niet geleidelijk maar met het botsen van de boot tegen de Kazachse kust. Ons valt gelijk op dat de mensen voornamelijk Aziatische gelaatstrekken hebben en dat er naast Kazachs, een Turkse taal ook Russisch gesproken wordt. Voor ons strekt zich de woestijn uit. Een woestijn waar de van oorsprong nomadische Kazachen op kamelen doorheen trokken. Het geeft energie om weer een nieuwe wereld te ontdekken. Met een andere geschiedenis, cultuur en taal.
De haven bevindt zich nog een stuk van strandplaats Aktau. Aangezien het al 13.00 uur is besluiten we de 90 km niet meer in één dag te doen. In plaats daarvan fietsen we 20 km naar Kuryk, een nietszeggend woestijndorpje. Tot we het dorp inrijden zien we geen ander teken van (vroeger) leven dan begraafplaatsen. Afgezet met eenvoudige hekken steken stenen huisjes met Islamitische halve manen af tegen het zand, prachtig. Alles in deze wereld is in pastelkleuren, geel, grijs en lichtbruin van het zand. Er waait een snijdende wind en bedekt met een laagje stof en zand op onze gezichten en in onze haren komen we aan.
Terwijl we die avond proosten op een geslaagde overtocht barst in ons restaurant ineens een dansfeest los. Elk half uur gaan de lichten uit, de discolichten aan, de muziek op vol volume en de deuren van de privé kamers open. Iedereen loopt de zaal in en er wordt voor 5 minuten gedanst. Vervolgens gaat de muziek uit en gaat iedereen weer rustig zitten. Het is een verwonderende eerste dag….
De volgende ochtend fietsen we verder door de woestijn naar Aktau terwijl de 3 mannen een kleine kater hebben van een iets te lang nachtelijk drinkfestijn. Tijdens het fietsen zien we voor het eerst kamelen. Mari MOET een kameel aaien maar de kamelen moeten helemaal niks van dat geaai hebben en lopen met een flinke vaart verder. Vlak voor Aktau rijden we langs en onder de roestige oliepijpen door. Een van de natuurlijke bronnen die er voor zorgen dat Kazachstan veruit het rijkste land van Centraal Azie is.
Aktau blijkt een heerlijke kustplaats vol Kazachse toeristen, witte stranden, pizza en bier. We liggen twee dagen aan het strand en acclimatiseren in deze nieuwe wereld die vooral uit zand lijkt te bestaan. De temperaturen in Aktau zijn heel prettig maar landinwaarts is het veel heter. We hadden van tevoren bedacht dat dit geen stuk is dat we willen fietsen.
Het is alleen maar woestijn met soms wel 300km achter elkaar geen enkele bebouwing. Ook dwingt ons Chinese visa ons om uiterlijk eind september de Chinese grens over te gaan. We kunnen dus niet alles fietsen, deze eindeloze zandvlakte lijkt ons het meest geschikt om over te slaan. Ook Thijs, Nienke en Jeroen nemen liever de trein.
We gaan op zoek naar treintickets naar Nukus in Oezbekistan, een stad 1500 km verderop. Met de treintickets is alleen iets geks aan de hand. De tickets zijn 25 euro en de trein doet er 30 uur over maar als we een ticket naar Beyneu zouden kopen, de stad aan de grens met Oezbekistan die precies op de helft ligt is het maar 5 euro en 8 uur. Curieus. We besluiten daarom om naar Beyneu te gaan en vanaf daar 100 km de grens over te fietsen en vervolgens daar weer een trein te nemen naar Nukus.
De drie dagen die volgen zitten we dus achtereenvolgens in de trein, op de fiets en weer in de trein. Het zijn zonder twijfel de heetste dagen van ons leven. De eerste trein dag beginnen we optimistisch en we genieten van de nieuwigheid die reizen per trein met zich meebrengt. Totale gekte met alles naar binnen krijgen, onze fietsen op de kop ergens in een gangetje, mensen die door het gangpad lopen met wasmachines en tapijten. Maar na een aantal uur loopt de temperatuur op tot 50 graden en de trein heeft geen airco of gordijntjes die de steeds fellere zon tegenhoudt. De ramen beslaan van het zweet, we drinken zoveel (heet) water dat we er bijna misselijk van worden en slapen betekent kletsnat wakker worden dus proberen we onszelf af te leiden door muziek te luisteren, films te kijken en zonnebloempitten te eten. Dat laatste gaat zo langzaam dat je er al je aandacht bij nodig hebt en werkt bijzonder goed.
Eenmaal aangekomen in Beyneu zoeken we een hotel en gaan hamburgers eten. De temperatuur is nog steeds niet onder de 38 graden gezakt en wordt ook die nacht niet lager dan 32 graden. We kopen eten voor de volgende dag: havermout voor ontbijt, 4 liter water, 1 liter cola, 1 pizza en 2 Snickers per persoon. Juist bij grote fysieke inspanningen is gezond gezond belangrijk. We zetten de wekker om 5.00 uur om om 6.00 uur te kunnen vertrekken.
De eerste uren zijn goed te doen. Het is niet te warm, we rijden door een kamelenfamilie die over de weg loopt en we hebben keiharde wind mee waardoor we een constante 25 km/uur fietsen. De temperatuur wordt alleen wel steeds hoger en wind mee betekent ook geen zuchtje wind om af te koelen. Als we rond 11.00 uur bij de grensovergang zijn hebben we allemaal een knalrode kop en zijn een beetje misselijk. We controleren alle eethuisjes op temperatuur en kiezen er eentje waar het bijna pikdonker is en gaan recht voor de airco zitten. We leggen al de Kazachse Tenge die we nog over hebben op een hoop en Mari vraagt of we hiervoor thee en zoveel mogelijk eten kunnen krijgen.
Tijdens het eten vertelt Thijs dat hij op een website heeft gelezen dat de Oezbeken soms door je mobiel gaan tijdens een grensovergang. We gooien alle LGBT getinte foto’s snel in een geheime map maar zijn toch een beetje gespannen. Dat blijkt nergens voor nodig te zijn. De Oezbeekse mannen blijken namelijk maar in een ding geïnteresseerd en dat is flirten. ‘Hello, what is your name?’ ‘How are you?’ ‘You have husband?’ ‘You have baby?’ ‘You look nice.’ Ook krijgen we twee flessen ijskoud water en mogen vooraan in elke rij.
En zo verlaten we na slechts 3 dagen alweer Kazachstan voor land nummer twaalf; Oezbekistan. Het eerste wat opvalt: het is hier nog steeds net zo heet als ik Kazachstan. We moeten nog ongeveer 20 kilometer fietsen naar het eerste dorpje maar het zijn erg zware kilometers. De weg waar we over fietsen wordt overal vernieuwd dus we ademen continu asfaltdampen in. De hitte is zo erg dat de standaarden van onze fietsen in het asfalt wegzakken en ook beginnen we allemaal hoofdpijn te krijgen.
Als we in het dorpje aankomen blijkt hier geen hotel te zijn maar we mogen, denken we te begrijpen, in het station slapen. Mari regelt dat we op de legerbasis naast het station kunnen douchen. Heerlijk verkoelend voor ongeveer 20 minuten. Daarna is de hitte weer verlammend en kijken we hoopvol naar de donderwolken die eraan lijken te komen. Die avond barst het los. We zetten onze stoeltjes op het perron en gaan in de regen zitten terwijl we koekjes in gesmolten chocola dippen. Het onweer is ongelofelijk spectaculair. Urenlang doorkruisen witte flitsen de paarsachtige hemel terwijl regendruppels zo groot als druiven in een aantal secondes nadat ze zijn neervallen op het perron alweer verdampen.
We slapen allemaal slecht in de hitte van het station en kijken uit naar een airco kamer de volgende dag. Maar daarvoor moeten we eerst nog een dagje in een hete trein. Gelukkig is het gezelschap deze keer extra gezellig. We komen naast een Russisch docente te zitten die zich direct over ons ontfermt. Ze koopt een waaier voor Mari, een stressbal voor Eva, schoonmaakdoekjes en thee om te delen. De hele dag oefenen we ons in Nederland opgedane Russisch met haar terwijl de rest van de coupe meeluistert.
Als we eenmaal uit de trein stappen zijn we blij dat het voorbij is. We hangen de tassen op de fiets en met een heerlijk avondbriesje fietsen we door het stoffige afgelegen Nukus naar een hotelletje die ons gaat voorzien van airco in deze eindeloze woestijn.
7 juli 2019 - 14 juli 2019
Comments